De ontdekking werd gedaan door detectorist Michał Łotys, die landbouwgrond aan het onderzoeken was op stukken landbouwwerktuig die per ongeluk verloren waren gegaan in de bovengrond.
De heer Lotys heeft het Provinciaal Bureau voor de Bescherming van Monumenten (WUOZ) in Lublin op de hoogte gebracht, overeenkomstig de Wet op de bescherming en het onderhoud van historische monumenten van 23 juli 2003.
In Polen is het verboden om amateuristisch te zoeken naar artefacten met behulp van een metaaldetector, voor commercieel of persoonlijk gebruik, tenzij de lokale autoriteiten hiervoor toestemming hebben gegeven, waarbij alle vondsten die eigendom van de staat worden, moeten worden gemeld.
Een inspectie door archeologen suggereert dat de munten opzettelijk zijn gedeponeerd in een keramische pot in een laag ondergrond, die 1,000 kronen en Litouwse schillings uit de 17e eeuw bevat.
De totale schat weegt 3 kg en bestaat uit lagen samengeperste munten in de pot, 115 munten die zijn verspreid door landbouwactiviteiten, 62 zwaar geoxideerde munten en verschillende stukken stof.
Waarom de schat met opzet werd begraven, moet nog worden bepaald. Depots kunnen worden beschouwd als een indicator van onrust, vaak als gevolg van periodes van conflict of omdat ze werden begraven voor financiële zekerheid.
Tijdens de 17e eeuw maakte de regio deel uit van het Pools-Litouwse Gemenebest, dat het slachtoffer was van een reeks invasies door Russisch-Kozakken troepen in 1655, en Zweden in 1656 - een periode die bekend staat als de "zondvloed".
De schat is overgebracht voor verder onderzoek aan de afdeling Archeologie van het Museum van Zuid-Podlasie, in Biała Podlaska.
